Een werknemer is geschorst omdat hij volgens de werkgever heeft uitgesproken zich niet te kunnen vinden in de visie en het beleid van de school en bij voortduring heeft geweigerd hierover een inhoudelijk gesprek aan te gaan. De werknemer erkent eenmaal kritiek te hebben geuit op het beleid van de school maar stelt verder een loyale werknemer te zijn. Hij vermoedt dat de werkgever hem heeft geschorst om te voorkomen dat hij zijn opvattingen over het beleid kan bespreken in de MR.
Het beroep tegen de schorsing is ongegrond.
De schorsing is opgelegd in het belang van de instelling. Uit het dossier blijkt dat de werknemer volhardt in zijn standpunt om geen inhoudelijk gesprek met de werkgever te willen voeren over zijn onvrede over het beleid en de uitvoering daarvan. Vaststaat dat dit heeft geleid tot een onwerkbare situatie op de werkvloer en een arbeidsconflict. Om deze impasse te doorbreken heeft de werkgever in redelijkheid tot deze schorsing kunnen besluiten. Niet gebleken is dat de schorsing verband houdt met het MR-lidmaatschap van de werknemer.
Het gehele oordeel is hier te vinden.