De krapte op de onderwijsarbeidsmarkt is een stuk minder nijpend dan in andere sectoren, waaronder de techniek en de zorg. Dat blijkt uit de Spanningsindicator van uitkeringsinstantie UWV.
Het UWV gebruikt de Spanningsindicator om een beeld te krijgen van de vraag naar personeel en het aanbod daarvan in verschillende sectoren. Een spanning van 1 beschouwt het UWV als gemiddeld. Tussen de 2 en 4 is sprake van krapte, terwijl een spanning boven de 4 het label ‘zeer krap’ krijgt. Als de spanning onder de 1 ligt, is het aanbod groter dan de vraag. Als de spanningsindicator hoog is, vertaalt zich dat in een grote kans op werk Een lage spanningsindicator betekent weinig kans op werk.
In het tweede kwartaal van dit jaar (dus in de coronacrisis) waren machinemonteurs (spanning 8,29), gespecialiseerde verpleegkundigen (7,23), verpleegkundigen mbo (6,23) en elektrotechnisch ingenieurs (5,27) het moeilijkst te vinden.
Onderwijs
Het UWV keek ook naar het onderwijs. Het valt op dat in het tweede kwartaal van dit jaar de krapte op de arbeidsmarkt daar een stuk minder nijpend was dan in andere sectoren, zoals hierboven genoemd. Er was toen vooral een tekort aan docenten algemene vakken in het voortgezet onderwijs (spanning 2,12), terwijl het aanbod vo-docenten beroepsgerichte vakken groter was dan de vraag (spanning 0,77).
In het basisonderwijs was in het tweede kwartaal de vraag naar leerkrachten groter dan het aanbod. Het UWV berekende een spanning van 1,24, wat volgens de criteria van het UWV onder de noemer ‘gemiddeld’ valt. De vraag naar onderwijsassistenten en leidsters in de kinderopvang was in het tweede kwartaal kleiner dan het aanbod (0,50).
De NOS analyseerde de cijfers van het UWV ook. In dit bericht van de NOS komt het woord ‘onderwijs’ niet voor.