Bestuurlijke samenwerking biedt kansen, maar er kleven ook risico’s aan. Dat staat in het eindrapport Bestuurlijke constructen in het funderend onderwijs. Onderwijsminister Arie Slob heeft dit rapport naar de Tweede Kamer gestuurd.
In het rapport staat dat bestuurders verschillende redenen hebben om op vestigingsniveau samen te werken. Zo kunnen zij het onderwijsaanbod in de regio of voor specifieke doelgroepen beter organiseren. Dat geldt ook voor het combineren van onderwijs, opvang en/of zorg. Andere redenen hebben betrekking op het creëren van een doorlopende leerlijn, het vergroten van de bezettingsgraad van gebouwen en het creëren van meer ruimte voor innovatie.
Als voordelen voor samenwerking op bestuurlijk niveau worden genoemd: makkelijker uitwisselen van onderlinge kennis, betere inzet van personeel, re-integratie van leerlingen vanuit speciaal naar regulier onderwijs en het in stand houden van onderwijs in de regio. Voordelen van samenwerking met kinderopvang of zorg kunnen zijn: vroeg signaleren van taalachterstanden of specifieke behoeften, binden van ouders en snel schakelen als een leerling zorg nodig heeft.
Risico’s
Er kleven ook risico’s aan bestuurlijke samenwerking. Op vestigingsniveau zijn dat onderlinge concurrentie, financiële risico’s, onduidelijke afspraken en vrijblijvendheid. Financiële risico’s worden ook genoemd bij samenwerking op bestuursniveau en met kinderopvangorganisaties. Bij die laatste vorm kunnen ook risico’s optreden wat betreft de beperkte beschikbaarheid van huisvesting. Andere punten zijn continuïteitsrisico’s en cultuurverschillen.
In het rapport staat verder dat bij samenwerking op vestigingsniveau vaak verschillende interne partijen betrokken zijn: bestuurders, toezichthouders, directeuren, medezeggenschapsraden, personeel, ouders en leerlingen. Ook zijn er soms verschillende externe partijen bij betrokken, zoals ministeries, provincies, gemeentes, samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs, bedrijfsleven, de wijk, mbo-instellingen, kinderopvangorganisaties en/of zorginstellingen.
De veelzijdigheid aan betrokken partijen kan er volgens de onderzoekers toe leiden dat samenwerking traag op gang komt. Ook bestuurlijke wisselingen, politieke veranderingen en/of het helder krijgen van intenties en afspraken kunnen hiertoe leiden.