Het blijft dweilen met de kraan open zolang we artikel 23 van de Grondwet over de vrijheid van onderwijs ongemoeid laten. Dat stelt historicus Gert Jan Geling in een opiniestuk in Trouw naar aanleiding van de situatie rond het omstreden islamitische Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam.
Het onderwijs aan het Cornelius Haga Lyceum zou niet goed zijn voor de democratie en gericht zijn tegen integratie. Bovendien zou het bestuur het werk van de Inspectie van het Onderwijs onmogelijk hebben gemaakt. Tevens zouden er contacten zijn geweest tussen het schoolbestuur en een islamitische terreurorganisatie.
Privileges confessioneel onderwijs
Volgens Geling zit de kern van het probleem in de huidige vorm van artikel 23. Hij wijst met name op lid 6 en lid 7, die het confessioneel onderwijs privileges verleent op grond waarvan scholen als het Haga Lyceum gesticht en in stand gehouden kunnen worden.
‘Zolang we een grondwetsartikel hebben dat dit soort scholen de vrijheid geeft om zich te vestigen, blijft het proberen dit tegen te gaan onbegonnen werk. We kunnen dan wel zeggen ‘dit willen we niet’, maar dankzij de Grondwet mag het uiteindelijk gewoon wel, en moeten gemeenten, en de Rijksoverheid, zich in de gekste bochten wringen om de oprichting en verspreiding van dergelijke salafistische scholen te voorkomen.’