Onderwijsminister Dennis Wiersma herhaalt dat scholen voor primair onderwijs niet worden verplicht om ALO-gediplomeerde vakleerkrachten in te zetten. Dat blijkt uit antwoord op Kamervragen over een onderzoek naar de motoriek van kinderen.
Uit het onderzoek kwam naar voren dat van alle basisschoolleerlingen 24% een onvoldoende scoort voor bewegingsvaardigheid. Onder kinderen tussen 9 en 12 jaar is dat met 33% nog hoger. Voor VVD’er Rudmer Heerema was dit aanleiding om Kamervragen te stellen. Hij wilde onder andere van de minister weten bij welk percentage kinderen met onvoldoende motoriek scholen voor primair onderwijs worden verplicht om vakleerkrachten in te zetten met een diploma van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO).
Krappe arbeidsmarkt
De minister antwoordt dat die verplichting er niet komt. Hij legt uit waarom niet: ‘De relatie tussen het aanleren van motorische vaardigheden door een vakleerkracht en het verschil in gezondheidsrisico’s bij kinderen is niet één op één te leggen. De keuze om een ALO-gediplomeerde vakleerkracht of een groepsleerkracht met bevoegdheid de lessen bewegingsonderwijs te laten verzorgen, ligt bij de scholen.’ Hij wijst in zijn antwoorden bovendien op de huidige krapte op de onderwijsarbeidsmarkt. Die krapte maakt volgens hem een verplichte inzet van vakleerkrachten met een ALO-diploma in praktische zin onmogelijk.
De vragen van Heerema en de antwoorden van Wiersma waren een herhaling van zetten. In april zei de minister hetzelfde toen Heerema samen met het SP-Kamerlid Michiel van Nispen vragen stelde naar aanleiding van een ander onderzoek naar de kwaliteit van bewegingsonderwijs.