Het aandeel leerlingen dat extra ondersteuning nodig heeft verschilt per gemeente. In Oss en Veendam is dit met 33 procent relatief hoog, terwijl het in het Groningse Haren maar 3 procent is. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) noemt de verschillende percentages in in de Jeugdmonitor 2015.
Het hoofdstuk waarin de percentages worden genoemd, gaat specifiek over 15-jarigen in het onderwijs. De percentages hebben betrekking op leerlingen die vmbo met leerwegondersteunend onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of praktijkonderwijs volgen.
In de vier grootste gemeenten is het aandeel 15-jarigen met extra ondersteuning iets hoger dan gemiddeld, namelijk bijna 20 procent. Dit aandeel is in Amsterdam en Rotterdam een stuk hoger dan in Den Haag en Utrecht. Dit hangt volgens het CBS samen met het hoge aandeel niet-westerse allochtonen in deze gemeenten. Het aandeel 15-jarigen met extra ondersteuning onder niet-westerse allochtonen is twee keer zo groot als onder autochtone en westers allochtone 15-jarigen.
Ook de vorm van ondersteuning verschilt per gemeente. In Veendam volgen bijvoorbeeld naar verhouding meer 15-jarigen praktijkonderwijs dan in Oss, terwijl in Oss meer leerlingen leerwegondersteunend onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs volgen.