Onderwijsminister Arie Slob voelt er niets voor om voor samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs een maximum in te stellen voor de reserves die zij mogen aanhouden. Dat onderbouwt hij in antwoorden op Kamervragen van GroenLinks.
Kamerlid Lisa Westerveld wilde van Slob weten wat hij ervan vindt ‘dat de 152 samenwerkingsverbanden voor passend onderwijs in het basis- en voortgezet in 2016 samen bijna vijftig miljoen euro aan hun reserves hebben toegevoegd’. Ook vroeg zij aan de minister hoe hoog volgens hem de ‘maximale risicobuffer voor samenwerkingsverbanden’ zou moeten zijn.
Slob antwoordt dat hij van samenwerkingsverbanden verwacht ‘dat zij een risico-inschatting maken en op basis daarvan sturen op de aan te houden reserve’. Daarbij staat volgens hem voorop ‘dat het geld goed besteed moet worden aan de ondersteuning van leerlingen’. Sparen mag geen doel op zich zijn, benadrukt hij.
Wat betreft de door Westerveld gewenste maximaal aan te houden reserves, merkt Slob op dat de samenwerkingsverbanden allemaal van elkaar verschillen. ‘Zo mag verwacht worden dat een samenwerkingsverband dat eigen personeel in dienst heeft, een hogere reserve aanhoudt dan een samenwerkingsverband dat dat niet heeft’, aldus de minister. Hij acht het daarom onwenselijk een maximale reserve in te stellen.