Sommige docenten op protestants-christelijke scholen kennen de Bijbel nauwelijks en hebben er moeite mee om de verhalen daaruit als ‘de waarheid’ op te dringen. Dat meldt het AD op basis van onderzoek dat de Protestantse Theologische Universiteit in Amsterdam en de Christelijke Hogeschool in Ede heeft uitgevoerd in opdracht van de christelijke profielorganisatie Verus.
De krant sprak met onderzoekster Elsbeth Visser-Vogel over het onderzoek, waaruit onder andere blijkt dat ‘de vanzelfsprekendheid van Bijbelgebruik in veel gevallen voorbij’ is. Ook blijkt dat er protestants-christelijke scholen zijn die concrete verwijzingen naar de Bijbel in beleids- en schooldocumenten hebben weggehaald.
Bijbel ‘voor zover bekend’ niet meer aanwezig
Volgens Visser-Vogel zijn leraren en schoolleiders van christelijke scholen zich er zeer van bewust dat steeds meer leerlingen niet met de Bijbel zijn opgevoed, thuis een ander geloof aanhangen (bijvoorbeeld de islam) of helemaal niet geloven, zo meldt het AD.
Vooral op scholen waar een christelijke levensovertuiging geen vereiste is, staat het Bijbelgebruik onder druk. Soms is er nog maar één leraar die de Bijbel gebruikt. In het onderzoeksrapport staat dat op twee van de zes protestants-christelijke scholen voor primair onderwijs die aan het onderzoek meededen, de Bijbel ‘voor zover bekend’ niet meer aanwezig is.
Omdat leraren volgens Visser-Vogel soms niet weten hoe ze de Bijbel voor alle leerlingen relevant moeten laten zijn, beperken sommige zich tot de overbekende verhalen: de geboorte van Jezus, de kruisiging of de ark van Noah. ‘Die roepen niet zoveel vragen op als een complexe, gewelddadige tekst uit het Oude Testament’, zo citeert het AD haar. In het onderzoek wordt hiernaar verwezen met ‘vertelbaarheid’.
Toch zien volgens Visser-Vogel ook leraren die zelf niet geloven de waarde van de Bijbel in, omdat de Nederlandse cultuur er deels op gebaseerd is.
Lees het onderzoeksrapport De Bijbel op school.