De ChristenUnie wil af van het openbaar onderwijs, maar de argumenten die fractievoorzitter Gert-Jan Segers daarvoor gebruikt slaan nergens op. Wat we moeten afschaffen, is de grondwettelijke mogelijkheid die het bijzonder onderwijs nog steeds heeft om leerlingen uit te sluiten.
Segers was er afgelopen zaterdag in het politieke programma Kamerbreed op Radio 1 duidelijk over: weg met het openbaar onderwijs! Logisch, want de ChristenUnie is voor christelijk onderwijs. Maar dan moet hij wel met goede argumenten komen.
Laten we beginnen met zijn onjuiste veronderstelling dat openbaar onderwijs staatsonderwijs is. De openbare scholen vallen net als de bijzondere (waaronder christelijke) scholen bijna allemaal onder zelfstandige stichtingen. Er zijn nog maar een paar gemeenten die het openbaar onderwijs onder hun hoede hebben, maar de invloed van de overheid is tegenwoordig echt minimaal. Segers heeft kennelijk een belangrijke ontwikkeling gemist.
Zeggenschap ouders
Het idee van Segers dat bijzondere scholen van de ouders zijn, zoals hij in Kamerbreed zei, klopt ook al niet. Ja, een eeuw geleden werden scholen door of de overheid of ouders opgericht. Die tijd is allang voorbij.
In een deel van de bijzondere schoolbesturen zitten weliswaar ouders, maar meestal zijn het professionele bestuurders, net zoals in het openbaar onderwijs. Het openbaar en bijzonder onderwijs kennen ook allebei raden van toezicht. Ouders, personeel en leerlingen hebben weliswaar via de medezeggenschap invloed op de samenstelling van deze raden, maar dit betekent niet dat ze zeggenschap over de school hebben.
Het argument van Segers dat ouders in het bijzonder onderwijs meer keuzes kunnen maken, bijvoorbeeld voor dalton- of montessori-onderwijs, klopt evenmin. Er zijn natuurlijk net zo goed openbare dalton- en montessorischolen.
Van en voor iedereen
Je kunt je wel afvragen wat nog de verschillen zijn tussen bijzonder en openbaar onderwijs en hoe dit ouders, leerlingen en ook personeelsleden raakt. Het verschil zit dus niet in het belang dat scholen hechten aan het goed luisteren naar ouders. Het zit hem wel in de speciale rechten die artikel 23 van de Grondwet aan het bijzonder onderwijs geeft.
Zo mogen christelijke en andere bijzondere scholen leerlingen uitsluiten als die de (religieuze) identiteit van de school niet onderschrijven. Datzelfde grondwetsartikel zegt dat bijzondere scholen om die reden personeelsleden mogen weigeren. Gelukkig maakt tegenwoordig nog maar een klein deel van de bijzondere scholen gebruik van deze wettelijke mogelijkheid, maar het openbaar onderwijs staat als enige pal voor algemene toegankelijkheid en algemene benoembaarheid en weigert dus niemand. Met andere woorden: openbare scholen zijn van en voor iedereen.
Als we iets moeten afschaffen, is dat niet het openbaar onderwijs, maar de grondwettelijke mogelijkheid van uitsluiting. Als we het met elkaar eens zijn dat we onze kinderen op onze scholen goed willen voorbereiden op onze diverse maatschappij – waarin iedereen van alle nationaliteiten, geloven, zienswijzen en seksuele geaardheden met elkaar samenleeft – dan moeten we ervoor zorgen dat we loskomen van de hokjesgeest die zo kenmerkend was voor de verzuiling.
Hans Teegelbeckers, directeur VOS/ABB
Bert-Jan Kollmer, bestuurder Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs en de regio
Lambèrt van Genugten, bestuursvoorzitter Jan van Brabant College Helmond