Tot 12 februari kunt u online uw mening geven over het initiatiefwetsvoorstel van de SP voor kleinere klassen in het basisonderwijs.
Dit voorstel is afkomstig van SP-Kamerlid Tjitske Siderius. Zij wil dat de definitie van de leraar-leerlingratio wordt gewijzigd. In de door haar voorgestelde definitie telt het aantal leerlingen per (voltijds)leerkracht. Ander personeel, zoals klassenassistenten, directeuren en interne begeleiders, zouden niet meer onder deze definitie mogen vallen. Siderius stelt de leraar-leerlingratio op maximaal 29. Op termijn zou dat gemiddeld 23 op school- of locatieniveau moeten zijn.
Verder wil zij scholen verplichten om gegevens over groepsgrootte en de leraar-leerlingratio jaarlijks te verantwoorden aan de Inspectie van het Onderwijs. De gemiddelde leraar-leerlingratio wordt wat haar betreft als bekostigingsvoorwaarde opgenomen in de Wet op het primair onderwijs (WPO).
Het doel van het initiatiefwetsvoorstel van de SP is het verkleinen van de klassen in het basisonderwijs. Dat zou beter zijn voor de leerlingen, de werkdruk omlaag kunnen brengen en de kwaliteit van het onderwijs kunnen verbeteren.
Nu heeft één op elf klassen in het basisonderwijs 30 of meer leerlingen. Zulke klassen worden vanwege hun omvang wel ‘monsterklassen’ of ‘plofklassen’ genoemd.
Ga naar de internetconsultatie
SP maakt klassen groter
In 2012 meldde het Centraal Planbureau (CPB) in zijn doorrekening van de verkiezingsprogramma’s dat de SP met een toen door die partij voorgestelde bezuiniging van 1 miljard euro op de lumpsumfinanciering de klassen groter zou maken. Tegelijkertijd stond toen in het SP-verkiezingsprogramma dat er een maximale klassengrootte moest komen.
De OESO meldde in datzelfde jaar dat niet zozeer klassengrootte, maar de kwaliteit van de docent het onderwijssucces bepaalt. Vorig jaar benadrukte staatssecretaris Sander Dekker van OCW in antwoord op Kamervragen de SP over de klassengrootte in het voortgezet onderwijs dat een kleine klas als groot kan worden ervaren en andersom. Het gaat volgens Dekker vooral om de didactische invulling van de les, de pedagogisch-didactische vaardigheden van de docent en de mate waarin de leerlingen geconcentreerd en gemotiveerd zijn.