In het onderwijs wordt over het algemeen positief gedacht over het onderscheid dat de Inspectie van het Onderwijs aanbrengt tussen scholen die ‘voldoende’ en scholen die ‘goed’ scoren.
In de rapportage Stimulerend en gedifferentieerd toezicht pilots 2014/2015 staat echter ook dat voor de meeste schoolleiders in het primair onderwijs het onderscheid tussen ‘voldoende’ en ‘goed’ vaag is. ‘Het is hun niet helemaal duidelijk waar de grens ligt.’ Bovendien wordt aangegeven dat het verschil tussen ‘voldoende’ en ‘goed’ gebaseerd lijkt op interpretatie.
Een aantal schoolleiders opteert voor een oordeel ‘ruim voldoende’, omdat zij vinden dat het oordeel ‘voldoende’ minder waard lijkt te zijn dan vroeger en om aan te geven dat de school in ontwikkeling is.
Voortgezet onderwijs
Uit de pilot in het voortgezet onderwijs komt onder andere naar voren dat scholen graag willen dat de inspectie onderzoek doet om te kijken of die een school ‘goed’ vindt. ‘Pas dan is het ‘echt waar”, zo staat in de rapportage.
Het terugkoppelen van de rode draden na alle onderzoeken blijkt voor besturen van grote toegevoegde waarde. ‘Het maakt hen ervan bewust dat zij nog flink moeten investeren in hun eigen kwaliteitszorg’, aldus de onderzoekers.