De Commissie Anti-pestprogramma’s heeft geen van de 48 afgekeurde programma’s voorzien van de kwalificatie ‘aannemelijk gevaarlijk’. Dat antwoordt staatssecretaris Sander Dekker op vragen van D66.
De Kamerleden Paul van Meenen en Vera Bergkamp van D66 hadden vragen gesteld naar aanleiding van een artikel in Trouw. In dat bericht stond dat scholen blijven werken met antipestprogramma’s die door de Commissie Anti-pestprogramma’s zijn afgekeurd.
Kinderombudsman Marc Dullaert sprak in dit kader van ‘kwakzalverij’. Niet bij name genoemde deskundigen beschouwden bepaalde programma’s als ‘aannemelijk gevaarlijk’.
Zo ver wil Dekker niet gaan: ‘De commissie heeft anti-pestprogramma’s beoordeeld op effectiviteit bij het verminderen van pesten. Van de 61 ingediende programma’s zijn er 48 afgewezen. Dat betekent dat bij deze methodes geen bewijs is gevonden voor effectiviteit en dat deze programma’s te weinig bestandsdelen bevatten waarvan uit degelijk onderzoek bekend is dat ze pesten tegengaan. Er is niet onderzocht of – en dus ook niet aangetoond door de commissie dat – de beoordeelde antipestprogramma’s schadelijk zijn voor de sociale veiligheid van leerlingen.’
De afwijzing op zichzelf hoeft dus volgens Dekker niet te betekenen dat een methode kwaad kan. Het is aan scholen, zo benadrukt hij, om een sociaal veilig schoolklimaat te bevorderen en daarbij een eigen aanpak te kiezen. ‘Uiteindelijk gaat het mij om het resultaat: een sociaal veilige school voor álle leerlingen’, aldus de staatssecretaris.