Te weinig geld, onvoldoende bevoegde leraren en een tekort aan accomodaties zijn de belangrijkste belemmeringen om goed en genoeg bewegingsonderwijs te geven. De PO-Raad en het ministerie van OCW zeggen met afspraken uit het bestuursakkoord voor het primair onderwijs deze belemmeringen weg te kunnen nemen. De doelstelling voor 2017 is dat op alle basisscholen minimaal twee uur bewegingsonderwijs per week wordt gegeven.
‘Kwalitatief bewegingsonderwijs is cruciaal voor de motorische, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen’, staat in de inleiding van het Plan van aanpak bewegingsonderwijs, dat staatssecretaris Sander Dekker van OCW naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. Er worden verschillende maatregelen getroffen om de kwaliteit van het bewegingsonderwijs te verbeteren én om meer uren te kunnen aanbieden.
Om elke basisschool in staat te stellen minimaal twee uur bewegingsonderwijs per week te laten geven, wordt via de Prestatiebox 5 miljoen euro per jaar uitgetrokken. De scholen moeten zich hierover verantwoorden, zo staat in het plan van aanpak: ‘In Vensters PO laten scholen bij de indicator onderwijstijd en organisatie van het onderwijs zien hoeveel uur bewegingsonderwijs zij verzorgen en of daarbij sprake is van de inzet van een bevoegde leerkracht bewegingsonderwijs.’
Er komt per jaar 3 miljoen euro beschikbaar via de Lerarenbeurs. Dit geld moet ertoe leiden dat er meer bevoegde leerkrachten bewegingsonderwijs komen. ‘Waar mogelijk worden werkloze vakleerkrachten gematcht aan regio’s waar een tekort is aan bevoegde leerkrachten.’ Dit punt wordt meegenomen in de bestuurlijke ronde van het ministerie van OCW langs de wethouders Onderwijs en Sport van de grootste 37 gemeenten (G37).
Verder is afgesproken dat sportkoepel NOC*NSF scholen ondersteunt in de contacten met de (on)georganiseerde sport en dat gemeenten de schoolbesturen ondersteunen bij het realiseren van voldoende accommodaties voor bewegingsonderwijs.