Het openbaar onderwijs in Amsterdam-Zuidoost vond al in 1999 dat het traditionele sinterklaasfeest met Zwarte Piet ‘niet passend’ was. De adviezen van toen komen terug in de huidige discussie over de rol en het uiterlijk van Piet.
In november 1999 kregen de openbare scholen in Amsterdam-Zuidoost een brief waarin het bestuur zijn standpunt over de viering van Sinterklaas bekendmaakte. De traditionele viering met Zwarte Piet werd ‘gezien de multi-etnische bevolking van ons stadsdeel niet passend geacht voor onze openbare scholen’.
De openbare scholen in Amsterdam-Zuidoost werd te kennen gegeven dat de traditionele rolverdeling tussen Sinterklaas en de Pieten ‘aanleiding kan zijn voor ingebouwd racisme’. Schoolteams kregen het dringende advies zich begrijpend op te stellen wanneer ouders bezwaar maakten tegen het sinterklaasfeest of erop zouden aandringen het feest over te slaan.
Er werd ‘een actief beleid’ geadviseerd ‘gericht op multiculturalisering en identiteit in de schoolpraktijk’. Dat werd gezien als ‘het beste middel om moeilijke discussies over het sinterklaasfeest te voorkomen’. Verder kregen leerkrachten de raad om het accent te leggen op de ‘positieve waarde van het feest’. Hiermee werd gedoeld op ‘geven, verrassen en geheimhouding’.
De sinterklaascode in het openbaar onderwijs in Amsterdam-Zuidoost betekende verder dat er sprake moest zijn van een gelijkwaardige relatie tussen Sint en Piet, die geen ‘stereotype zwarte figuur’ mocht zijn. Dit betekende dat Piet niet mocht krompraten en niet onderdanig mocht zijn. De sinterklaasliedjes moesten daarop aansluiten. Ten slotte moest de boodschap van sinterklaas aan de kinderen ‘opbouwend en positief’ zijn.