Het starre systeem van zittenblijven in het primair en voortgezet onderwijs sluit onvoldoende aan op wat leerlingen nodig hebben. Dat blijkt uit antwoorden van minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker van OCW op vragen uit de Tweede Kamer over de overgangen in het onderwijs.
Bussemaker en Dekker schrijven dat er in het onderwijsstelsel sprake is van een gerichte en positieve prikkel voor instellingen om leerlingen en studenten door te laten stromen, maar dat voor het primair en voortgezet onderwijs ‘een kleine kanttekening’ op zijn plaats is.
‘Hoewel het niet wettelijk is voorgeschreven, is het leerstofjaarklassensysteem, waarbij leerlingen óf overgaan naar het volgende leerjaar, óf blijven zitten en dan het hele jaar moeten overdoen, tamelijk dominant in het po en vo’, aldus de minister en de staatssecretaris. Dit kan er volgens hen bij sommige leerlingen toe leiden dat de doorstroming ‘suboptimaal’ is, omdat zij op enkele vakken blijven zitten en dan het hele jaar moeten overdoen in plaats van door te stromen naar de volgende klas.
Ze wijzen er op dat mede in het kader van de afspraken in de sectorakkoorden voor primair en voortgezet onderwijs een beweging is ingezet om onnodig zittenblijven te voorkomen. Bussemaker en Dekker noemen in dit kader de zomerscholen, waarin leerlingen achterstanden kunnen wegwerken.