De wijzigingen van de Regeling en beleidsregels fusietoets zijn bekend. De wijzigingen zijn met name voor schoolbesturen en scholen in regio’s met demografische krimp van belang. De toelichting hieronder is van adviseur mr. Ronald Bloemers van de Helpdesk van VOS/ABB.
In juni was een debat in de Tweede Kamer over de aanpak van de leerlingendaling in het onderwijs. Dit debat volgde op maatregelen die staatssecretaris Sander Dekker van OCW had voorgesteld als uitwerking van zijn beleidsvisie uit 2013. Ook werd gesproken over de initiatiefnota van PvdA-Kamerlid Loes Ypma over samenwerkingsscholen. Een aantal zaken zal in wetsvoorstellen worden vervat, zoals versoepelingen voor de samenwerkingsschool en voor omzetting en verplaatsing van scholen.
De Kamer nam ook besluiten over de fusietoets in het onderwijs. Er was voor die besluiten geen wetswijziging nodig, maar ‘slechts’ een wijziging van de Regeling en beleidsregels. Die wijzigingen zijn gepubliceerd in de Staatscourant. Ze treden op 11 september in werking. Hieronder staat aangegeven wat er verandert.
Mate van krimp
Aanvragen worden direct door de minister afgedaan, zonder tussenkomst van de Adviescommissie fusietoets in het onderwijs (CFTO), als:
- scholen te maken hebben met een leerlingendaling van 15 procent of meer in een tijdvak van vijf jaar, of
- bij dreigende opheffing van een school doordat het aantal leerlingen al voor het derde achtereenvolgende jaar onder de opheffingsnorm zit.
De gehele fusieprocedure dient dan standaard te zijn doorlopen. Ter verruiming van de bevoegdheid van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraad ((G)MR) mag die de CFTO om een advies vragen.
De kortere procedure, zonder tussenkomst van de CFTO, geldt niet als:
- in het primair onderwijs door fusie een schoolbestuur ontstaat met in totaal meer dan 2500 leerlingen, of
- in het voortgezet onderwijs door fusie een schoolbestuur ontstaat met in totaal meer dan 5000 leerlingen.
Ook bij een krimp die lager uitvalt dan 15 procent in 5 jaar tijd, kan dit als rechtvaardigingsgrond bij de adviescommissie worden aangevoerd. De CFTO zal dan inhoudelijk kijken in welke mate de krimp meespeelt.
Voedingsgebied voortgezet onderwijs
In de praktijk bleek dat de definitie van het voedingsgebied bij bestuurlijke en institutionele fusies in het voortgezet onderwijs niet goed werkbaar was. Er is voor gekozen om niet alle gemeenten waar één of meer leerlingen woonachtig zijn mee te tellen, maar alleen die gemeente of gemeenten waar 10 procent of meer van de leerlingen woont.
Marktaandeel primair onderwijs
In artikel 10 van de regeling staat wanneer sprake is van een significante belemmering van de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod bij een bestuurlijke fusie. Dat wil zeggen: wanneer de marktpositie door de fusie te groot wordt in vergelijking met de overige spelers in dezelfde markt.
Artikel 10 is aangescherpt: er wordt nu gesteld dat het moet gaan om een marktaandeel van 50 procent van het totale onderwijsaanbod in de gemeente of gemeenten waar de bij de fusie betrokken besturen scholen in stand houden. Het doel van deze wijziging is te waarborgen dat het marktaandeel steeds op eenzelfde wijze wordt berekend.
In sterk verstedelijkte gebieden wordt niet uitgegaan van 50 procent, maar van 35 procent marktaandeel. In de regeling is aangegeven waar te vinden is welke gebieden dit zijn.
Begripsuitleg
Een scholenfusie tussen twee scholen van een verschillend bestuur zal in de zin van de regeling niet meer als een bestuurlijke fusie worden behandeld. Wettelijk blijft dat nog wel het geval, maar voor de regeling niet. Het is afdoende een aanvraag voor de institutionele fusie in te dienen. Dit geldt dus ook voor de vorming van een samenwerkingsschool.
De vorming van een samenwerkingsschool zal niet vallen onder een bestuurlijke fusie in de zin van de regeling. De wetgever heeft bepaald dat de fusietoets nooit nodig is voor de vorming van een samenwerkingsschool. Daarom zal zal in het wetsvoorstel over de versoepeling van de vorming van een samenwerkingsschool worden meegenomen dat de toetsdrempel van 500 leerlingen bij een institutionele fusie niet van toepassing is bij de vorming van een samenwerkingsschool.
Als een school van bestuur A wordt overgedragen aan bestuur B (zonder met een school van bestuur B te fuseren) en bestuur blijft zelfstandig bestaan, dan hoeven voor de toetsdrempel niet alle andere scholen van bestuur A meegeteld te worden. Slechts de scholen van bestuur B en de overgedragen school vormen het getal voor de toetsdrempel.
Informatie: Helpdesk, 0348-405250 van 08.30 tot 12.30 uur, helpdesk@vosabb.nl