Staatssecretaris Mariëlle Paul van OCW wil af van de huidige regeling die het mogelijk maakt om overal in het land op grond van gemiddelde schoolgrootte scholen in stand te houden die onder de opheffingsnorm zitten. Ze geeft ook aan dat de kleinescholentoeslag plaats zal moeten maken voor de eerder aangekondigde dunbevolktheidstoeslag.
Op dit moment kunnen schoolbesturen in het hele land een beroep doen op uitzonderingsgronden die ervoor zorgen dat een basisschooltje bekostigd blijft, ook als het leerlingaantal zich jarenlang onder de opheffingsnorm bevindt. De gemiddelde schoolgrootte is de meest gebruikte uitzondering. Hiermee worden in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere nu ruim 80 kleine scholen in stand gehouden, in heel Nederland gaat het om circa 450 scholen.
De staatssecretaris meldt dat de huidige regeling anders moet. Zij wijst daarbij op de vier grote steden, die aangeven dat er binnen hun gemeentegrenzen te veel kleine scholen zijn. Om dit overschot te verminderen, moet volgens haar niet alleen de uitzonderingsgrond van de gemiddelde schoolgrootte worden veranderd, maar ook de kleinescholentoeslag worden omgezet in een dunbevolktheidstoeslag. ‘De G4 heeft aangegeven dat dergelijke aanpassingen positieve gevolgen hebben voor het onderwijsaanbod in hun steden. Dat zou ook de samenwerking stimuleren, die hoognodig is om positieve resultaten te bereiken’, aldus de staatssecretaris.
De dunbevolktheidstoeslag houdt in dat geld verschuift van de steden naar dunbevolkte (krimp)regio’s, waar het behoud van kleine scholen nodig is om een dekkend onderwijsaanbod te behouden. ‘Scholen in grote steden zullen niet langer kleinescholentoeslag ontvangen. De hierdoor vrijgevallen financiële middelen worden geherinvesteerd in kleine scholen in dunbevolkte regio’s. De omvorming is daarmee budgetneutraal’, zo staat in een brief van Paul aan de Tweede Kamer.