De herstelopdrachten die de Inspectie van het Onderwijs recentelijk heeft gegeven aan scholen, zijn niet altijd rechtmatig verstrekt. Dat concludeert Renée van Schoonhoven, hoogleraar onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit Amsterdam, in een verkennend onderzoek waaraan 45 schoolleiders en schoolbestuurders hebben deelgenomen.

Het onderzoek is eind 2023 uitgevoerd, naar aanleiding van signalen van schoolleiders en bestuurders in het PO en VO dat de inspectie deze opdrachten frequenter en intenser dan voorheen zou verstrekken. Van Schoonhoven heeft de herstelopdrachten bestudeerd die de 45 deelnemers aan haar hebben toegestuurd.

Ze stelt dat de inzet van de herstelopdracht als instrument alleen rechtmatig is als er sprake is van niet-naleving van de wettelijk verankerde norm. Voor de in het onderzoek bestudeerde thema’s ‘ononderbroken ontwikkelproces’, ‘kwaliteitszorg’ en ‘burgerschap’ is dat niet het geval.

Tendens

Volgens Van Schoonhoven laat dit een tendens zien, waarbij de Onderwijsinspectie ook de herstelopdracht als instrument inzet als niet onomstotelijk is bewezen dat de deugdelijkheidseis in kwestie is overschreden. Dat gebeurt dan omdat de Inspectie vindt dat een school en/of bestuur kan en moet streven naar beter. Van Schoonhoven ziet dat als passend bij de stimulerende taak van de Inspectie, maar wijst erop dat het onrechtmatig is om in zo’n geval een opdracht tot herstel te formuleren en daarover in rapportvorm te publiceren.

Daarnaast concludeert Van Schoonhoven dat een rechtmatige inzet van de herstelopdracht wel degelijk mogelijk is. Volgens haar is het onderzoek geen diskwalificatie van ‘het instrument van de herstelopdracht’.

Lees de volledige rapportage op LinkedIn.

Deel dit bericht: