De leerlingenpopulatie op nieuwe scholen is over het algemeen homogener dan op bestaande scholen. Dat blijkt uit de Tussenrapportage 2024 over de Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen.
In het primair onderwijs is de segregatie op nieuwe scholen vooral in het begin groter dan op bestaande scholen. Het blijkt dat nieuwe scholen over het algemeen starten met vooral kinderen van wie beide ouders in Nederland zijn geboren en die niet per se in de buurt wonen. Na verloop van tijd lijkt de segregatie wel wat af te nemen, doordat meer ouders uit de directe omgeving voor de nieuwe school kiezen.
Ook in het voortgezet onderwijs is de leerlingenpopulatie op nieuwe scholen over het algemeen homogener dan op bestaande scholen. Het verschil met het primair onderwijs is, dat de samenstelling van de leerlingenpopulatie na verloop van tijd eenzijdig blijft. Daardoor dragen veel nieuwe scholen voor voortgezet onderwijs bij aan segregatie.
Vrijheid van onderwijs
Met de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen is de procedure voor het starten van nieuwe scholen in het funderend onderwijs gewijzigd. Het idee achter de wet is dat beter rekening wordt gehouden met de daadwerkelijke belangstelling van leerlingen en ouders. Daarmee is er meer ruimte ontstaan voor nieuwe initiatieven, onder meer voor scholen op grond van een bepaalde geloofs- of levensovertuiging. Dit zou volgens voormalig onderwijsminister Arie Slob (ChristenUnie) de vrijheid van onderwijs (artikel 23 van de Grondwet) versterken.
VOS/ABB en de Vereniging Openbaar Onderwijs (VOO) waarschuwden er al in 2020 voor dat de Wet Meer ruimte voor nieuwe scholen zou leiden tot meer segregatie. ‘Als straks in principe iedereen een school mag stichten, waar het wetsvoorstel voor is bedoeld, dan zullen steeds meer groepen in de samenleving hun eigen ‘hokjesscholen’ oprichten’, zo waarschuwden VOS/ABB en VOO.