Het is jammer dat er veel mensen zijn met een bevoegdheid die niet voor de klas staan, maar waar men werkt of wil gaan werken is een individuele keuze. Dat benadrukt onderwijsminister Mariëlle Paul in antwoord op vragen van Tweede Kamerlid Daan de Kort (VVD).
De vragen van De Kort volgden op een online artikel van het platform Economisch-Statistische Berichten (ESB) over de stille reserve in het primair en voortgezet onderwijs. In het artikel staat dat er circa 62.000 mensen zijn met een lesbevoegdheid die niet in het primair of voortgezet onderwijs werken. Indien 22% van deze stille reserve zou besluiten om (weer) voltijds aan de slag te gaan in het onderwijs, zou volgens de auteurs van het ESB-artikel het personeelstekort volledig zijn opgelost.
De minister antwoordt dat 62.000 een realistische inschatting is. Uit eerder onderzoek van OCW in 2017 kwam naar voren dat er naar schatting een stille reserve bestond van minimaal 82.000 personen.
Keuzevrijheid
Op de vraag van De Kort wat zij ervan vindt dat tienduizenden mensen met een lesbevoegdheid ervoor hebben gekozen om niet (meer) in het onderwijs te werken, antwoordt de minister dat ze dat jammer vindt. Tegelijkertijd benadrukt zij dat mensen de vrijheid hebben om zelf te kiezen waar ze werken of willen werken.
Ze wijst er ook op dat het steeds vaker voorkomt dat mensen op latere leeftijd van beroep wijzigen en dan juist leraar worden. ‘Hier zien wij ook duidelijk dat onze gemaakte stappen op de zij-instroom van leraren zijn vruchten afwerpt. De subsidieregeling zij-instroom zorgt voor een recordaantal van 2285 zijinstromers, dit is een stijging van 15% ten opzichte van 2022’, aldus Paul.