Minister Robbert Dijkgraaf meldt dat het ministerie van OCW een verkeerde berekening heeft gemaakt van de reële loonstijging in 2022. Die bedroeg in het primair respectievelijk voortgezet onderwijs niet 10,5% en 0,5%, zoals OCW eerder meldde, maar 5% en -5%.
De reële loonstijging (koopkracht) is het verschil tussen de nominale procentuele loonstijging en de inflatie. Op basis van de consumentenprijsindex (CPI) bedroeg de inflatie in 2022, zo stond in de antwoorden van OCW, circa 4,3%. Dat klopt niet, erkent de minister nu: ‘In het antwoord (…) is per abuis de verwachte inflatie over het jaar 2023 opgenomen. Daar had het percentage over 2022 moeten staan.’ Dijkgraaf meldt dat de inflatie toen 10% was.
Op basis daarvan berekent hij dat de reële loonstijging voor leraren in het primair onderwijs in 2022 circa 5% was en dat leraren in het voortgezet onderwijs er circa 5% op achteruitgingen.