De tekstgenerator ChatGPT en vergelijkbare ontwikkelingen op het gebied van artificial intelligence (AI) brengen risico’s met zich mee, maar bieden ook kansen. Dat meldt onderwijsminister Dennis Wiersma in antwoord op Kamervragen.
Tweede Kamerlid Olaf Ephraim van de Groep Van Haga wilde van de minister weten hoe die denkt over het gebruik van ChatGPT door leerlingen. Volgens Ephraim leren kinderen die deze tool gebruiken ‘niet de juiste schrijfvaardigheden die van belang zijn voor de rest van hun leven om deel te nemen aan het maatschappelijke leven’.
Wiersma antwoordt dat het kabinet ervan op de hoogte is dat ChatGPT risico’s en zorgen met zich meebrengt. ‘Deze kunnen voortkomen uit de werking van de tool, waar het ondanks ingebouwde waarborgen mogelijk is om bevooroordeelde of discriminerende antwoorden te krijgen. Ook zijn er risico’s op het gebied van privacy en autonomie van leerlingen. Verder kan generatieve AI zoals ChatGPT gebruikt worden voor schadelijke doeleinden, zoals het verspreiden van desinformatie en phishing.’
ChatGPT is volgens de minister in ieder geval geen geschikte tool om schrijfvaardigheden bij te brengen. ‘Artificial intelligence-toepassingen als ChatGPT zijn weliswaar in staat om in een handomdraai een toelichtende tekst te genereren over een onderwerp, maar ze kunnen geen betekenis of context afleiden uit deze tekst. Daarom zullen vaardigheden als kritisch lezen en kritisch analyseren van teksten, het toepassen van opgedane kennis, mediawijsheid en digitale geletterdheid nog belangrijker worden in de nabije toekomst.’
Maar hij wijst ook op kansen die AI biedt. Daarvoor verwijst Wiersma naar de Verkenning naar het Nederlandse Onderwijslab Artificiële Intelligente (NOLAI) uit september 2020. In het NOLAI werken scholen, wetenschappers en bedrijven samen aan de ontwikkeling en evaluatie van verantwoorde en veilige digitale innovaties die tegemoetkomen aan de behoeftes in het funderend onderwijs. ‘In co-creatie werken zij aan een goede inzet van AI in het onderwijs, vanuit een pedagogisch en didactisch verantwoorde basis’, aldus de minister.