De onderwijsministers Robbert Dijkgraaf en Dennis Wiersma benadrukken dat het niveau van het taal- en rekenonderwijs buiten elke twijfel moet zijn. Dat melden ze in een brief aan de Tweede Kamer over het rapport Taal en rekenen in het vizier dat de Onderwijsraad afgelopen november publiceerde.
De Onderwijsraad is bezorgd over de vakdidactische vaardigheden in taal- en rekenonderwijs. In het rapport staat dat er onvoldoende tijd is om alle aspecten van deze basisvakken aan de orde te laten komen. Dit komt volgens de raad door de breedte en overladenheid van het curriculum, vooral bij de pabo. Het resultaat is dat niet alle beginnende leraren in staat zijn goed taal- en rekenonderwijs te geven.
Een van de aanbevelingen van de Onderwijsraad is dat er verplichte centrale eindtoetsen taal en rekenen op de pabo’s en tweedegraadslerarenopleidingen Nederlands en wiskunde moeten komen. Deze eindtoetsen dienen volgens de raad plaats te vinden onder verantwoordelijkheid van de overheid. Daarnaast stelt de raad voor om de rol van opleider en die van examinator bij de onderdelen taal/Nederlands en rekenen/wiskunde uit elkaar te trekken.
Zorgelijk signaal
De onderwijsministers melden nu in reactie hierop dat zij het signaal dat de Onderwijsraad afgeeft zorgelijk vinden. ‘Taal en rekenen zijn immers de basis van alle kennen en kunnen, en nodig om je te kunnen redden in de maatschappij. Het niveau van deze vakken moet buiten elke twijfel zijn. Zowel op school als in de lerarenopleiding.’
Het systeem van kwaliteitsborging door landelijke kennisbasis en -toetsen per vak is volgens de ministers ‘kennelijk onvoldoende’ om ervoor te zorgen dat elke student volledig startbekwaam van de opleiding komt. Daarom komt OCW met een nieuwe aanpak die de kwaliteit moet borgen. De aanpak begint met een analyse door de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). Die zal in kaart brengen hoe de recente positieve accreditaties van de lerarenopleidingen zich verhouden tot de signalen van de Onderwijsraad.
In de analyse van de NAVO zullen vragen aan bod komen als: op welke manier vertalen opleidingen de gezamenlijke algemene kennisbasis voor Nederlands en rekenen naar de eigen curricula, hoe houden examencommissies zicht op het bereiken van het gewenste eindniveau en hoe stellen visitatiepanels vervolgens vast dat dit adequaat gebeurt. ‘Het is immers belangrijk om een helder beeld te krijgen van de oorzaken van de problemen om gericht aan oplossingen te kunnen werken’, zo schrijven de ministers.