Het primair en voortgezet onderwijs hadden in 2021 bij elkaar een positief financieel resultaat van 1,28 miljard euro. Dit positieve resultaat is een gevolg van de miljarden uit het Nationaal Programma Onderwijs (NPO), zo melden de onderwijsministers Robbert Dijkgraaf en Dennis Wiersma in een brief aan de Tweede Kamer.
In de loop van het schooljaar 2021-2022 werd duidelijk dat door de beperkende coronamaatregelen in combinatie met het lerarentekort niet alle NPO-gelden tijdig konden worden uitgegeven. Daarom besloten de ministers om de bestedingstermijn te verlengen tot en met het schooljaar 2024-2025.
Omdat een deel van het geld uit het NPO is bedoeld voor 2022 en later, is het logisch dat dit deel nu in het eigen vermogen van de schoolbesturen zit. De ministers verwachten dat deze middelen binnen de looptijd van het NPO alsnog zullen worden uitgegeven aan interventies om de leervertragingen te verminderen.
Negatief begroten
De brief van de ministers maakt duidelijk dat schoolbesturen al jaren negatief begroten. Het resultaat over 2021 was echter dik positief, wat dus het gevolg was van de NPO-middelen. Het primair onderwijs noteerde in 2021 een positief resultaat van 626 miljoen euro en het voortgezet onderwijs een positief resultaat van 655 miljoen euro.
Het NPO is het steunpakket van in totaal 8,5 miljard euro dat de voormalige onderwijsministers Ingrid van Engelshoven en Arie Slob in 2021 invoerden om leerachterstanden als gevolg van de coronacrisis te herstellen. Van dat bedrag ging 5,8 miljard euro naar het primair en voortgezet onderwijs.