Onderwijsminister Dennis Wiersma ziet slechts beperkte mogelijkheden om met de inzet van leraren uit Suriname het personeelstekort in het onderwijs in Nederland aan te pakken. Dat blijkt uit antwoorden van Wiersma op Kamervragen.
De vragen kwamen van de D66-Kamerleden Paul van Meenen en Anne-Marijke Podt en volgden op een uitzending van het tv-programma Kassa en een column van Margriet Oostveen in de Volkskrant. De strekking daarvan was dat veel Surinaamse leraren dolgraag in Nederland willen werken, maar dat ze hier geen verblijfsvergunning krijgen.
Wiersma wijst erop dat het aantal Surinaamse leraren dat naar Nederland wil komen, in tegenstelling tot wat Kassa meldt en wat in de column van Oostveen staat, niet heel erg groot lijkt. In 2021 zijn minder dan tien aanvragen voor een gecombineerde verblijfs- en werkvergunning aangevraagd voor leraren van buiten de Europese Unie. Voor zover bekend zijn er toen geen aanvragen afgewezen. In de eerste vijf maanden van dit jaar is wel een aantal negatieve adviezen afgegeven, meldt Wiersma. Reden daarvoor was onder meer het ontbreken van de juiste kwalificaties.
Het zet volgens de minister dus geen zoden aan de dijk om in te zetten op leraren uit Suriname om hier het lerarentekort aan te pakken. Hij heeft meer vertrouwen in de recente investering van 1,5 miljard euro in het onderwijsakkoord. Daarmee wordt onder meer de loonkloof tussen het primair en voortgezet onderwijs gedicht en zou ook de werkdruk minder moeten worden. Dat moet er volgens Wiersma toe leiden dat in Nederland meer mensen voor een baan in het onderwijs kiezen.