De eisen uit de nieuwe burgerschapswet zijn opgenomen in de onderzoekskaders van de Inspectie van het Onderwijs. De demissionaire onderwijsministers hebben de geactualiseerde kaders naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd.
Na de Tweede Kamer is onlangs ook de Eerste Kamer akkoord gegaan met het wetsvoorstel Verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen in het funderend onderwijs. In de nieuwe wet staat onder andere dat bij burgerschapsonderwijs het leren functioneren in de democratische rechtsstaat centraal moet staan.
De nieuwe burgerschapswet regelt ook dat de burgerschapsopdracht aan het primair en voortgezet onderwijs een meer verplichtend karakter krijgt. Bovendien voorziet de nieuwe wet in een zorgplicht voor het bevoegd gezag ten aanzien van de schoolcultuur.
Inzichtelijk toezicht
In de onderzoekskaders 2021 is een noot opgenomen die specifiek toelicht hoe toezicht wordt gehouden op de normen van de nieuwe wet. ‘Deze uitwerking maakt het voor scholen inzichtelijk hoe toezicht er in de praktijk zal uitzien, en is in lijn met de reikwijdte van het toezicht zoals deze in het wetsvoorstel is vastgesteld’, zo melden de demissionaire onderwijsministers Ingrid van Engelshoven en Arie Slob in een brief aan de Eerste en Tweede Kamer.
Zij wijzen erop dat er ruimte is voor een ‘schooleigen invulling van de burgerschapsopdracht, passend bij de onderwijsvrijheid die scholen toekomt’. Ook wordt volgens de ministers verduidelijkt waar de gemeenschappelijke kern van het wetsvoorstel uit bestaat en aan welke eisen scholen precies moeten voldoen, bijvoorbeeld aangaande de schoolcultuur en het bevorderen van sociaal maatschappelijke competenties.
Van Engelshoven en Slob melden verder dat de inspectie terughoudendheid zal betrachten als het gaat om het toezicht op de visie van scholen, maar scherp zal toezien of deze visie conform de wettelijke eisen tot uiting komt en alle onderdelen bevat die de nieuwe wet daaraan stelt.