Demissionair onderwijsminister Arie Slob ziet dat het Regionaal Plan voor Onderwijsvoorzieningen (RPO) erg belangrijk is voor schoolbesturen in krimpregio’s om samenwerking goed van de grond te krijgen. Dat blijkt uit de derde voortgangsbrief over de uitwerking van de adviezen van de commissie-Dijkgraaf.
Deze commissie boog zich in opdracht van het ministerie van OCW over de krimp van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs. In januari 2020 presenteerde de commissie het rapport De laatste school..?. Daarin onderstreepte de commissie het belang van de (al langer bestaande) RPO’s. Zulke plannen moeten zijn gericht op samenwerking tussen schoolbesturen, waarbij aandacht is voor onder meer denominatie, onderwijsaanbod en -kwaliteit en acceptabele reistijd voor leerlingen.
Toekomst en regio
Slob meldt nu dat uit gesprekken met schoolbesturen is gebleken dat RPO’s als belangrijk worden ervaren om samenwerking op vestigingsniveau goed van de grond te krijgen, zeker als de plannen nog meer dan nu al het geval is worden gericht op de toekomst en de regio. ‘Mogelijk kan het opnemen van leerlingprognoses voor een langere periode de kwaliteit van het RPO verbeteren’, aldus Slob.
De minister meldt in zijn brief ook dat hij gaat onderzoeken of de vaste voet die vrijvalt als een vestiging sluit, kan worden ingezet voor het versterken van het onderwijs in de regio. Dat idee kwam ook uit de gesprekken met schoolbesturen in krimpregio’s.
Karakters, cultuur en identiteit
Daar kwam bovendien uit naar voren, zo staat in de brief, dat zogenoemde contextuele belemmeringen samenwerking in de praktijk het meest in de weg zitten. Daarmee doelt Slob bijvoorbeeld op verschillende karakters van betrokken schoolbestuurders, culturele en identiteitsverschillen tussen scholen en bepaalde sentimenten uit het verleden.
‘Volgens de besturen vormt de context ongeveer 80% en de wet ongeveer 20% van de belemmeringen. Contextuele belemmeringen vallen grotendeels buiten mijn directe beïnvloedingssfeer’, aldus Slob. Hij wijst erop dat met de inzet van bijvoorbeeld procesbegeleiders contextuele impasses kunnen worden doorbroken.
Regeling IML
De voortgangsbrief gaat ook over de Subsidieregeling incidentele middelen leerlingendaling (regeling IML). Er zit 25 miljoen euro in die pot om schoolbesturen in het voortgezet onderwijs te stimuleren in onderlinge samenwerking een regionaal plan op te stellen en uit te voeren, voor een passend en toekomstbestendig onderwijsaanbod.
De regeling IML is opgesplitst in twee fasen. In fase 1 was een subsidie beschikbaar van 50.000 per initiatief voor gezamenlijke planvorming binnen een regio. Van de 68 ingediende aanvragen zijn er 47 gehonoreerd. De indieners van de gehonoreerde aanvragen zijn met deze subsidie aan de slag gegaan om voor hun regio een transitieplan te schrijven.
In fase 2, waarvoor de aanvraagperiode liep tot 31 maart jongstleden, is een subsidie van maximaal 700.000 euro per initiatief beschikbaar voor de uitvoering van een regionaal transitieplan. Er zijn 49 aanvragen ingediend met een waarde van in totaal 29,5 miljoen euro. De aanvragers horen deze zomer (uiterlijk 1 september) of hun aanvraag is gehonoreerd.