De pedagogische vrijheid van scholen moet altijd in overeenstemming zijn met de mensenrechten. Eerste Kamerlid Ruard Ganzevoort van GroenLinks verbaast zich erover dat kennelijk niet iedereen in het onderwijs er zo over denkt.
In zijn bijdrage aan het debat over het wetsvoorstel ter verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen, haalt Ganzevoort een volgens hem bevreemdende reactie aan op de in 2018 gehouden internetconsultatie over dit voorstel. In die reactie wordt de vraag gesteld ‘hoe het feit dat leraren moeten handelen in overeenstemming met basiswaarden en mensenrechten zich verhoudt tot de pedagogische vrijheid van scholen en leraren’.
De GroenLinks-senator vraagt zich af hoe onderwijs dat met mensenrechten in tegenspraak is, pedagogisch verantwoord zou kunnen zijn. ‘Waar het over zou moeten gaan, is de vraag wat onze kinderen nodig hebben om in een pluriforme democratische rechtstaat te leven’, aldus Ganzevoort. ‘Dan gaat het bijvoorbeeld om de pedagogische verantwoordelijkheid die scholen hebben ook voor hun leerlingen die homoseksueel of transgender blijken te zijn. Dan gaat het om de pedagogische verantwoordelijkheid om leerlingen respect bij te brengen voor andersdenkenden, religieus of seculier.’
Hij roept scholen die zich door dit wetsvoorstel bedreigd voelen op in de spiegel te kijken: ‘Waarom zouden zij de vrijheid willen hebben om in hun lessen, identiteitsverklaringen of leermiddelen afbreuk te doen aan begrip en respect voor wie anders is?’ Ganzevoort hoopt dat het wetsvoorstel zal bijdragen ‘aan een bredere vorming van onze jongeren tot mensen die zichzelf geaccepteerd weten en anderen accepteren, en die verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf en de samenleving’.