Hoogbegaafdheid is niet een handicap in de zin van de Wet gelijke behandeling handicap/chronische ziekte. Dat oordeelt het College voor de Rechten van de Mens in een zaak rond een hoogbegaafd meisje.
Haar ouders waren naar het college gestapt. Zij vinden dat in de basisschooltijd niet voldoende rekening werd gehouden met de hoogbegaafdheid van hun dochter. De basisschool wilde geen bijzondere aanpassingen doen, zoals speciale begeleiding of aangepaste leerstof. Hierdoor kon het meisje jarenlang niet deelnemen aan het onderwijs en belandde zij noodgedwongen thuis.
Het college keek naar Wet gelijke behandeling handicap/chronische ziekte. Volgens die wet mogen scholen geen onderscheid maken op grond van handicap of chronische ziekte. Dit houdt in dat zij doeltreffende aanpassingen moeten verrichten om de toegankelijkheid voor mensen met een handicap te verbeteren.
Hoogbegaafdheid kan volgens het college in de zin van deze wet niet worden beschouwd als een handicap. Dat kan evenmin als wordt gekeken naar het VN-verdrag Handicap. Dat het onderwijssysteem op onderdelen onvoldoende aansluit bij de onderwijsbehoefte van dit meisje, betekent volgens het college niet dat zij vanwege haar hoogbegaafdheid volledig is gehinderd in of uitgesloten van deelname aan het onderwijs.
Passend onderwijs
Ondanks dit oordeel, wijst het college demissionair onderwijsminister Arie Slob erop dat hoogbegaafde kinderen net als ieder ander kind recht hebben op onderwijs dat past bij hun onderwijsbehoeftes en leerpotentieel. Het college vindt dat dat de regering de nodige maatregelen moet treffen die de ondersteuning voor hoogbegaafde kinderen borgen.