De gemiddelde levensverwachting in Nederland is lager dan eerder werd verwacht, blijkt uit onderzoek van het Koninklijk Actuarieel Genootschap. Dit is een financiële meevaller voor de pensioenfondsen.
In de Prognosetafel 2020 van het Koninklijk Actuarieel Genootschap staat dat de levensverwachting bij geboorte voor zowel mannen als vrouwen met circa één jaar afneemt, vergeleken met de prognose uit 2018. Nederlanders worden nog wel steeds ouder, maar de levensverwachting stijgt minder snel dan verwacht.
Voor mannen ligt de levensverwachting bij geboorte nu op 89,3 jaar (dat was 90,2 jaar); voor vrouwen is dat nu 91,7 jaar (dat was 92,7 jaar). De resterende levensverwachting voor een 65-jarige daalt met ongeveer een half jaar. Mannen die nu 65 jaar zijn, hebben gemiddeld nog 20,0 jaar te leven (dat was 20,5 jaar). Voor vrouwen die nu 65 jaar zijn, geldt dat zij gemiddeld nog 22,9 jaar te leven hebben (dat was 23,3 jaar). Het effect van de coronapandemie is nog niet in de nieuwe berekeningen meegenomen.
Kleinere voorziening nodig
Voor de pensioenfondsen kan de minder snel stijgende levensverwachting in Nederland worden beschouwd als een financiële meevaller. Het Koninklijk Actuarieel Genootschap meldt dat voor een gemiddeld fonds de voorziening met ongeveer 2% afneemt bij een rekenrente van 1%. De impact op de premie is groter dan op de voorziening. Dit komt door de gemiddeld langere projectiehorizon. De pensioenpremie laat een daling zien van 2,5 tot 3% bij een rekenrente van 1%.
De nieuwe berekening kan ook goed nieuws zijn voor het ABP, dat al grootste pensioenfonds van Nederland onder andere de onderwijspensioenen beheert. Het ABP heeft al lange tijd te kampen met een te lage dekkingsgraad. In juli kondigde het ABP aan dat het de premie van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen in 2021 naar verwachting verhoogt van 24,9% naar 26,6%. Ook voor 2022 en 2023 voorziet het ABP premieverhogingen.