Artikel 23 van de Grondwet over de vrijheid van onderwijs is geen vrijbrief voor scholen om hun burgerschapsopdracht naast zich neer te leggen. Dat benadrukt onderwijsminister Arie Slob in antwoord op vragen over De Staat van het Onderwijs 2020.

De constitutionele onderwijsvrijheid vormt een belangrijk uitgangspunt van de huidige burgerschapsopdracht en van het wetsvoorstel ter verduidelijking van die opdracht, meldt Slob. Van een spanning tussen de onderwijsvrijheid en de burgerschapsopdracht is volgens hem geen sprake.

Vrijheid en verantwoordelijkheid

De autonomie die artikel 23 biedt, kent grenzen, benadrukt de minister. ‘Immers, bij vrijheid hoort verantwoordelijkheid. De vrijheid van onderwijs moet worden bezien in de constitutionele orde als geheel en wordt nader ingevuld door de deugdelijkheidseisen die aan het onderwijs gesteld worden. Een van die deugdelijkheidseisen wordt gevormd door de burgerschapsopdracht.’

Slob stelt in zijn antwoorden ook dat als zijn wetsvoorstel ter verduidelijking van de burgerschapsopdracht wordt aangenomen, het voor scholen duidelijker wordt waaraan zij moeten voldoen en waar zij de vrijheid hebben om burgerschap in te vullen op een manier die bij hen past. ‘De opdracht tot het bevorderen van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat (vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit) krijgt daarmee een solide juridische basis.’

Omgaan met diversiteit

In zijn antwoorden meldt hij tevens dat veel scholen aangeven het belangrijk te vinden dat leerlingen leren omgaan met diversiteit, maar dat zij niet goed weten hoe ze dit in hun onderwijs kunnen vormgeven. Daarom wordt de ondersteuning op dit gebied verbeterd, meldt de minister.

Lees meer…

 

Deel dit bericht: