Er was geen wettelijke grond voor het besluit om het bestuur van het islamitische Cornelius Haga Lyceum in Amsterdam te vervangen. Dat oordeelt de bestuursrechter in Amsterdam.
Onderwijsminister Arie Slob besloot vorig jaar dat de Stichting Islamitisch Onderwijs Nederland het bestuur van het Cornelius Haga Lyceum moest vervangen. Hij voerde daar twee redenen voor aan: de school zou te weinig doen op het gebied van burgerschap en sociale integratie én er zou sprake zijn van financieel wanbeheer.
Vrijheid van onderwijs
De bestuursrechter vindt dat de minister te ver is gegaan. Hij wijst erop dat scholen een grote vrijheid hebben bij het invullen van hun burgerschapsopdracht. De rechtbank gaat ook niet mee in de stelling dat de school openlijk afstand moet nemen van personen met een omstreden (salafistisch) gedachtegoed. ‘De keuzes die SIO hierin maakt, vallen binnen de vrijheid van onderwijs’, zo oordeelt de rechter.
Wat betreft het financiële beleid van de school is er naar het oordeel van de rechtbank wel reden tot kritiek: ‘Bij vier uitgaven is inderdaad vast komen te staan dat er sprake was van zelfverrijking en onrechtmatig handelen.’ Maar er kan volgens de rechter niet worden gesteld dat er sprake zou zijn van algeheel financieel wanbeleid.
Minister Slob gaat in hoger beroep, zo heeft hij laten weten in onder meer een brief aan de ouders van de leerlingen van het Cornelius Haga Lyceum.