Het Dienstencentrum GVO en HVO dat godsdienstig en humanistisch vormingsonderwijs (g/hvo) in openbare scholen verzorgt, krijgt geen structurele bekostiging in de zin van artikel 23 van de Grondwet. Het krijgt daarentegen wel een wettelijk vastgelegde structurele en tevens adequate subsidie voor onbepaalde duur. Dat meldt onderwijsminister Arie Slob in antwoord op Kamervragen van de ChristenUnie.
Er was verwarring ontstaan over het structurele karakter van de financiering van g/hvo in het openbaar onderwijs. De oorzaak van die verwarring lag in de terminologie die de minister hanteert. De ChristenUnie vroeg zich af waarom het woord ‘bekostiging’ aanvankelijk wel werd gebruikt voor de financiering van g/hvo en waarom Slob dat niet meer doet. De minister spreekt nu van ‘subsidie’ en dat zou kunnen suggereren dat de financiering van g/hvo slechts een tijdelijk karakter zou hebben.
Slob wijst er in zijn antwoorden op dat de term ‘bekostiging’ strikt genomen slechts kan worden gebruikt in de onderwijsrechtelijke betekenis die dit begrip heeft op grond van artikel 23 van de Grondwet over de vrijheid van onderwijs. De term ‘bekostiging’ wordt geregeld gebruikt als synoniem voor ‘structurele subsidie’ of ‘structurele financiering’, maar dat is dus eigenlijk niet juist, zo legt de minister uit.
Daarom kiest hij voor de term ‘subsidie’. Het Dienstencentrum GVO en HVO krijgt volgens hem ‘een structurele subsidie die van onbepaalde duur is’. De subsidie heeft volgens hem ‘een adequate hoogte (…), omdat bij de berekening een maatstaf wordt gehanteerd die vergelijkbaar is met de berekening die gebruikt wordt voor de bekostiging van scholen in het primair onderwijs’.