Het kabinet investeert in ‘goed toegankelijk onderwijs voor iedereen’, omdat dat ‘cruciaal is voor de toekomst van de Nederlandse kennissamenleving’. Dat staat in de begrotingsstukken van het ministerie van OCW, die op Prinsjesdag zijn gepubliceerd.
Het kabinet schrijft in de begrotingsstukken dat de samenleving veel verwacht van het onderwijs, maar ook dat het beseft dat scholen niet alle maatschappelijke problemen kunnen oplossen. De primaire taak van het onderwijs is, aldus het kabinet, ‘kinderen en jongeren tot bloei te laten komen en voor te bereiden op de verantwoordelijkheden die ze in de toekomst zullen dragen’.
Daarbij hoort nadrukkelijk ‘goed toegankelijk onderwijs (…) waarin ieder kind tot zijn recht komt en zijn gaven en talenten kan ontwikkelen’. Daarom zegt het kabinet in te zetten ‘op gelijke onderwijskansen’, waarbij het vijf punten noemt:
- Vroeg- en voorschoolse educatie: het aantal uren voorschoolse educatie aan kinderen die risico lopen op onderwijsachterstanden kan worden uitgebreid van 10 naar 16 uur per week en de kwaliteit kan worden verhoogd door inzet van hbo’ers.
- Onderwijsachterstandenbeleid: het budget voor onderwijsachterstanden wordt ‘beter over het land’ verdeeld. Er gaat minder onderwijsachterstandengeld naar de grote gemeenten en meer naar kleine gemeenten.
- Talentontwikkeling: in 2019 komt er in het kader van passend onderwijs subsidie voor onderwijs aan hoogbegaafde kinderen.
- Kansengelijkheid: het aantal lokale allianties om kansengelijkheid te bevorderen wordt uitgebreid. Hierin zitten onder andere schoolbesturen.
- Curriculumherziening primair en voortgezet onderwijs: in 2019 wordt de ontwikkelfase afgerond, gevolgd door politieke besluitvorming.
Het kabinet meldt verder dat het extra investeert in de versoepeling van de overgang van het primair naar het voortgezet onderwijs. Daarbij worden de doorgaande leerlijn en de zogenoemde 10-14-scholen genoemd, voor kinderen van 10 tot en met 14 jaar.
Over passend onderwijs merkt het kabinet op, dat het eigenaarschap daarvan moet worden ‘gevoeld door leraren en scholen’ en dat het geld hiervoor ‘echt in de klas’ terecht moet komen. Ouders krijgen ondersteuning in het gesprek met scholen, er komt onafhankelijk toezicht op de samenwerkingsverbanden en de combinatie van onderwijs en (zware) zorg wordt gemakkelijker.
Leraren
Goede en sterke leraren zijn onmisbaar voor goed onderwijs en dat is ‘de reden dat dit kabinet zoveel in hen investeert’, zo staat in de begroting. Het kabinet noemt in dit kader ook ‘het harde werk van dienstbare bestuurders, schoolleiders, onderwijsondersteuners en conciërges’.
Het lerarentekort is, zo staat in de stukken, ‘een grote uitdaging’ die al tot veel actie heeft geleid om het tegen te gaan. ‘Dat doen we samen met werkgevers, vakbonden, lerarenopleidingen, gemeenten, transfercentra en vele anderen.’ Als voorbeelden van acties die al worden ondernomen, noemt het kabinet het verhogen van de in-, door- en uitstroom van de lerarenopleidingen, het bevorderen van zij-instroom, het behouden van leraren en het activeren van stille reserve.
Ook worden ‘het verbeteren van de beloning en het carrièreperspectief’ genoemd, waarbij het kabinet ingaat op de salarisverhoging in het primair onderwijs en het geld voor de verlaging van de werkdruk in het onderwijs. ‘Daardoor wordt het beroep van leraar aantrekkelijker’, aldus het kabinet.
Later deze week komt VOS/ABB met een grondige analyse van de cijfers in het OCW-begroting 2019. Deze analyse wordt gemaakt door onze financieel experts Ronald Bloemers en Ron van der Raaij.