Ongeveer 13 procent van de schoolbesturen heeft een onjuist aantal complexiteitspunten bepaald op basis waarvan de maximale bezoldiging van de bestuurder wordt vastgesteld. Dat melden de onderwijsministers Ingrid van Engelshoven en Arie Slob aan de Tweede Kamer.
Sinds 1 januari 2016 zijn niet meer bezoldigingsklassen per onderwijssector van kracht, maar wordt de maximale bezoldiging volgens de Wet normering topinkomens (WNT) bepaald op grond van de bestuurlijke complexiteit van de organisatie.
De bestuurlijke complexiteit wordt bepaald aan de hand van de totale baten van de organisatie, het aantal leerlingen en het gewogen aantal onderwijssoorten en sectoren. Voor elk criterium krijgt de instelling een bepaald aantal complexiteitspunten. Het totale aantal punten bepaalt in welke bezoldigingsklasse de instelling valt.
Van Engelshoven en Slob melden aan de Tweede Kamer dat uit een analyse blijkt dat verreweg de meeste instellingen de bezoldigingsklasse correct hebben vastgesteld. Er is echter ook een aantal afwijkingen. Ongeveer 13 procent heeft een ander aantal complexiteitspunten berekend dan de regeling voorschrijft. Het betreft zowel afwijkingen naar boven als naar beneden.
De ministers wijzen erop dat de bezoldigingsklassen een bandbreedte hebben voor het aantal complexiteitspunten. Daardoor leidt een ander aantal punten niet direct tot een andere klasse. Bovendien leidt volgens hen de vaststelling van een te hoge bezoldigingsklasse niet automatisch tot een overtreding van de WNT.